Oorzaken
Start Omhoog Definitie Prevalentie/Incidentie Kost Oorzaken Indeling

 

<Druk> <Schuifkracht> <Druk en schuifkracht> <Weefseltolerantie> <Verwijzingen>

 

Decubitus wordt veroorzaakt door een combinatie van druk en schuifkracht (zie figuur 1). 

Figuur 1: Conceptueel Model  

 

1. Druk

Druk kan omschreven worden als een kracht die loodrecht op het weefsel wordt uitgeoefend (zie figuur 2, deel A). Een druk hoger dan de druk in die capillair, doet die capillair collaberen. De grootte van de druk in die capillair varieert en is afhankelijk van de druk in het bloedvat, de dikte van de bloedvatwand, de hoeveelheid vetweefsel aanwezig op de plaats waar de druk wordt uitgeoefend en de gezondheidstoestand van het individu (1) .  

Figuur 2: Druk (A), Schuifkracht (B), Vervorming (C=A+B), Frictie (D)  

Loodrecht op de huid uitgeoefende krachten boven een botgedeelte verenigen zich in een klein gebied in het subcutane vet- en spierweefsel vlak boven het botgedeelte. De op de huid uitgeoefende druk wordt groter met een factor 3 tot 5 in het weefsel ter hoogte van het beenderig uitsteeksel (2) . De druk neemt dus toe met de diepte van het weefsel. Ter hoogte van de huid is hij het kleinst en hij is het grootst ter hoogte van het onderliggend botweefsel. Dit is één van de redenen waarom in diepe weefsels uitgebreide beschadigingen kunnen optreden, zonder dat de huid wordt aangetast. Dit wordt nog in de hand gewerkt doordat de huid mechanisch sterker is dan de dieper gelegen weefsels en beter in staat is om perioden van ischaemie te doorstaan.

2. Schuifkracht wel en frictie geen oorzaak van decubitus

Als een kracht evenwijdig aan het weefsel wordt uitgeoefend en deze groter is dan het kleefvermogen van de huid aan de onderlaag, blijft de huid niet kleven aan de onderlaag en zal de huid schuren over de onderlaag. Als deze kracht - de frictiekracht - groot genoeg is of frequent uitgeoefend wordt, kunnen schaafletsels ontstaan (zie figuur 2, deel D). De buitenste beschermende laag van de hoornlaag wordt afgeschuurd en een schaafwonde of blaar ontstaat . Deze letsels worden niet veroorzaakt door een zuurstoftekort en zijn geen decubitusletsels. Preventieve maatregelen gericht op het opheffen van het zuurstoftekort ter hoogte van het weefsel zullen op dit soort letsels dan ook geen effect hebben. Anderzijds zullen maatregelen om frictie tegen te gaan (bijv. gebruik van folies) de kans op decubitusletsels niet verminderen.

Als de kracht die evenwijdig aan het weefsel wordt uitgeoefend, kleiner is dan het kleefvermogen van de huid aan de onderlaag, blijft de huid kleven aan de onderlaag (zie figuur 2, deel B) en zal het weefsel vervormen en kan decubitus ontstaan (zie figuur 2, deel C). Er is dan sprake van schuifkracht.  

3. Druk en schuifkracht

Welk van beide krachten de belangrijkste is, is niet duidelijk. Bennett e.a. (5) menen dat de comprimerende kracht de hoofdoorzaak is van het ontstaan van decubitus en dat er zonder een comprimerende kracht geen schuifkracht kan zijn. Van Marum e.a. (6) daarentegen stellen dat schuifkrachten bij een gelijke drukintensiteit meer schade veroorzaken dan een loodrecht gerichte kracht en dit omdat stagnatie van doorbloeding door afknikking van vaten al optreedt bij een relatief geringe drukintensiteit.

In niet-laboratoriumomstandigheden worden op het weefsel steeds zowel schuifkracht als druk uitgeoefend. De combinatie van schuifkracht en druk doet de kans op decubitus zeer sterk toenemen. Vergeleken met een situatie zonder schuifkracht, blijkt dat bij voldoende schuifkracht, slechts de helft van de druk nodig is om de bloeddoorstroming volledig te blokkeren.  

4. Weefseltolerantie  

Of er al of niet decubitus optreedt, is afhankelijk van een reeks van factoren die gegroepeerd kunnen worden onder het begrip weefseltolerantie. Weefseltolerantie omvat de individuele kenmerken van de persoon die meebepalen of de intensiteit en de duur van de aanwezige druk en schuifkracht al of niet volstaan om decubitus te veroorzaken. Ze kunnen onderverdeeld worden enerzijds in de weefseltolerantie voor druk, en anderzijds in de weefseltolerantie voor verandering in zuurstofconcentratie.  

4.1. Weefseltolerantie voor druk

In welke mate de uitgeoefende druk zal volstaan om decubitusletsels te doen ontstaan, wordt beïnvloed door de drukspreidende capaciteit van het weefsel. De vermindering van de drukspreidende capaciteit van het weefsel wordt in verband gebracht met de toename van de leeftijd, dehydratatie, eiwit- en vitaminetekort en stress. Zolang de toevoer van zuurstof in de weefsels de behoeften dekt, ontstaat geen decubitus. Als echter hetzij de zuurstoftoevoer daalt, hetzij de zuurstofbehoefte van het weefsel toeneemt, kan een zuurstofschuld ontstaan en neemt het risico op decubitus toe.  

4.2. Weefseltolerantie voor verandering in zuurstofconcentratie

De weefseltolerantie voor verandering in zuurstofconcentratie zal meebepalend zijn of de zuurstofschuld kan worden geneutraliseerd of niet. De weefseltolerantie voor verandering in zuurstofconcentratie omvat factoren als gebruik van medicatie die de perifere circulatie vermindert, langdurig proteïnetekort met oedeemvorming en tabakmisbruik. Ook aandoeningen die gepaard gaan met een verminderd zuurstofaanbod, een vertraagde reactieve hyperemie en een versnelde vasculaire occlusie brengen een verhoogd risico op decubitus met zich mee. Voorbeelden van dergelijke aandoeningen zijn diabetes mellitus en pulmonaire aandoeningen. De zuurstofbehoefte van de cellen kan verhoogd worden door temperatuurverhoging.


Verwijzingen

(1)   
Guttmann L. The prevention and treatment of pressure sores. In: Kenedi RM, Cowden JM, Scales JT, editors. Bedsore Biomechanics. Baltimore: University Park Press, 1976: 153-159.
(2)   
Welch CB. Preventing pressure sores. Br Med J 1990; 300:1401-1401.
(3)   
Beebe D. Accuracy of pressure and shear measurement. In: Webster JG, editor. Prevention of pressure sores. Engineering and clinical aspects. Bristol: Adam Hilger, 1991: 155-174.
(4)   
Lee BY, Karmakar MG. Pressure ulcers: an overview. In: Lee BY, Herz BL, editors. Surgical management of cutaneous ulcers and pressure sores. New York: Chapman & Hall, 1998: 86-115.
(5)   
Bennett L, Lee BY. Pressure versus shear in pressure causation. In: Lee BY, editor. Chronic ulcers of the skin. New York: McGraw-Hill, 1985: 39-56.
(6)   
Van Marum RJ, Schut GL, Ribbe MW, Meijer JH. Pathofysiologie en klinische kenmerken van decubitus. Ned Tijdschr Geneeskd 1994; 138:66-71.
(7)   
Rowland J. Pressure ulcers. A literature review and a treatment scheme. Aust Fam Physician 1993; 22:1819, 1822-1819, 1827.
(8)   
Defloor T. Drukreductie en wisselhouding in de preventie van decubitus. Universiteit Gent, 2000.  

<Druk> <Schuifkracht> <Druk en schuifkracht> <Weefseltolerantie> <Verwijzingen>

 
Defloor T., Herremans A., Grypdonck M. et al. Herziening Belgische richtlijnen voor Decubituspreventie. Brussel: Federaal Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, 2004.