Systemen
Start Omhoog Houdingen Systemen Kussens Hielbeschermers

 

<Overzicht> <Omschrijving> <Principe> <Literatuur> <Aanbevelingen> <Verwijzingen>

<Foammatras> <Watermatras> <Holle-vezelmatrassen> <Hoezen> <Operatietafelmatrassen> <Low-air-loss systemen> <Air-fluidised bedden>

Overzicht

1

Matrassen kunnen slechts een drukreducerende werking hebben als ze het contactoppervlak vergroten.

 

2

Statische drukreducerende matrassen zijn zinvol in de preventie van decubitus, maar moeten gecombineerd worden met wisselhouding.

3

Zowel het aantal lagen tussen patiënt en drukverlagende matras/kussen, als het aanspannen van de lagen vermindert het drukreducerend effect van de matras/kussen.

 

4

Er is nog onvoldoende onderzoek voorhanden om een beste koop van drukreducerende foammatras te kunnen aanwijzen.

 

5

Watermatrassen kunnen niet worden aanbevolen in het kader van decubituspreventie.

 

6

Visco-elastische foammatrassen zijn zinvol in de preventie van decubitus in de operatiezaal, maar hebben niet in elke houding een voldoende drukreducerend effect.

 

7

Holle-vezelmatrassen kunnen niet worden aanbevolen in het kader van decubituspreventie.

 

8

Risicopatiënten die geen wisselhouding kunnen krijgen, moeten op een alternerend systeem of op een dynamisch drukherverdelend systeem (‘air-fluidised’ bedden, ‘low-air-loss’ systemen) worden gepositioneerd.

 

9

Operatietafelmatrassen bestaande uit gel kunnen niet worden aanbevolen in het kader van decubituspreventie.

 

 

In de onderzoeksliteratuur vinden we verscheidene onderzoeken waarin drukverlagende hulpmiddelen in lighoudingen getest worden op enerzijds hun drukspreidingscapaciteit en anderzijds op hun effect op het al dan niet ontwikkelen van drukletsels . In de meeste onderzoeken worden vergelijkingen gemaakt tussen verschillende systemen: de standaard ziekenhuismatras, de foammatras, de watermatras, een holle-vezelmatras.

Soms wordt ten onrechte een onderscheid gemaakt tussen drukopheffende en drukverlagende systemen . Drukopheffende systemen zouden de contactdruk verminderen tot onder de capillaire sluitdruk, die gewoonlijk gedefinieerd wordt als zijnde 32 mmHg . Deze druk heeft echter weinig betekenis . Krouskop e.a. benadrukten dat geen algemeen geldende limietwaarde waaronder bij niemand decubitus optreedt, kan worden gehanteerd. Hiervoor varieert de capillaire sluitdruk individueel te sterk afhankelijk van individuele medische en fysieke kenmerken Een systeem als voor elke patiënt drukopheffend omschrijven kan niet.  

1. Omschrijving

Statische systemen worden als drukreducerend hulpmiddel gebruikt in de preventie van decubitus. Door de aard en de samenstelling van het materiaal zal de vormconsistentie van de matras wijzigen ten gevolge van de druk die erop uitgeoefend wordt door het lichaamsoppervlak van de patiënt. Dit in tegenstelling tot dynamische matrassen die door externe factoren (bv. luchtpomp) kunnen wijzigen van vorm. Voorbeelden van dergelijke matrassen zijn: foammatrassen, watermatrassen en holle-vezelmatrassen.

In tegenstelling tot matrassen of matrasvervangende systemen die rechtstreeks op het bedframe worden gelegd, worden oplegmatrassen bovenop een matras gelegd. De werking van deze dunnere oplegmatrassen is identiek aan deze van de drukreducerende matrassen.

In tegenstelling tot de statische drukverlagende systemen zijn de dynamische drukverlagende systemen elektrisch aangedreven systemen. Beide systemen pogen het drukoppervlak (contactvlak tussen patiënt en systeem) te vergroten en zo de grootte van de druk en schuifkracht te verminderen.

De belangrijkste dynamische drukverlagende systemen zijn: de ‘air-fluidised’ bedden en de ‘low air-loss’ systemen en de continue-lage-druksystemen.

De air-fluidised’ bedden bestaan uit een kuip, een omhulsel en een pompssysteem. De matras is samengesteld uit siliconenkorrels die omgeven zijn door een kunststofhoes . Wanneer doorheen de siliconenkorrels warme lucht (28° - 35°) wordt geblazen, gedragen de siliconenkorrels zich als een ‘vloeistof’. Hierdoor wordt het lichaam als het ware ondergedompeld in de matras, waardoor het contactoppervlak lichaam – matras maximaal wordt. Dit kan omschreven worden als een ‘drijfzandeffect’. De drukspreiding is verantwoordelijk voor een daling van de grootte van de druk en schuifkracht. Als de hoes te beperkt elastisch is, vermindert het drukreducerend vermogen van het air-fluidised bed. De hoes is permeabel voor lichaamsvocht, waardoor de lichaamsvochten in de kuip met siliconenkorrels terecht kunnen komen.

Low-air–loss’ systemen bestaan, net als de alternerende systemen, uit een pomp en een matras. De matras bestaat uit verschillende compartimenten omgeven door een voor lucht permeabele hoes . Doorheen de compartimenten wordt een continue opgewarmde luchtstroom geblazen, die het verlies van lucht doorheen de hoes dient te compenseren. De patiënt wordt in de matras ondergedompeld waardoor het contactoppervlak vergroot wordt. Dit kan omschreven worden als een ‘hoovercraft-effect’. Net zoals bij de ‘air-fluidised’ bedden worden op deze wijze de grootte van de druk en schuifkracht verkleind. De waterdichte hoes is (micro-)permeabel voor lucht. Hoe minder elastisch de hoes is, hoe meer het drukreducerend vermogen van de matras wordt verminderd.

Continue-lage-druksystemen zijn systemen waarbij de matras bestaat uit één of meerdere met lucht gevulde componenten. Via sensoren wordt de druk in de componenten gemeten en geregeld door lucht via een kleppensysteem te laten ontsnappen of bij te pompen. Via de hoes ontsnapt geen lucht, hetgeen wel het geval is bij low-air-loss' systemen.

2. Principe

Verminderen van de grootte van de druk en de schuifkracht.

3. Wetenschappelijke onderbouwing

Foammatras

Verscheidene studies vergelijken foammatrassen met standaard matrassen in verschillende settings en met verschillende proefpersonen (van gezonde vrijwilligers tot hoog-risicopatiënten) . In deze studies worden meer drukreducerende eigenschappen bij de foammatrassen geregistreerd dan bij de standaard ziekenhuismatras.

Visco-elastische matrassen bestaan uit foam met traag geheugen (‘slow foam’ of ‘traagfoam’). Dit foam probeert bij belasting niet de oorspronkelijke vorm te behouden, waardoor een betere drukreductie wordt bekomen. Het effect is te vergelijken met het gaan zitten op een ballon gevuld met zand : het zand zal zich herverdelen en een nieuwe vorm aannemen. Klassieke foams pogen bij belasting wél hun oorspronkelijke vorm terug aan te nemen.Hier is het effect te vergelijken met het gaan zitten op een ballon gevuld met water : het water tracht de oorspronkelijke vorm terug aan te nemen.'  Temperatuurgevoeligheid is eveneens een belangrijk kenmerk. Door de lichaamstemperatuur van de patiënt wordt de oppervlakkige laag van de foam soepeler en zachter dan de diepere ondersteunende lagen. De fysiologische lighouding blijft bewaard (het bekken zakt niet dieper), met een betere drukverdeling over het volledige lichaam tot gevolg

Een drukreductie van 20 tot 30% wordt waargenomen in verschillende lichaamshoudingen (zie houdingen) wanneer proefpersonen plaatsnemen op een visco-elastische polyethyleen-urethaanmatras

In sommige studies  worden foammatrassen ook vergeleken met dynamische matrassen (bijv. alternerende matrassen). Wanneer dynamische systemen worden gebruikt, is het al onduidelijk welke contactdrukwaarden (maximum- en de minimumdruk, gemiddelde druk over een tijdsinterval, gecumuleerde druk over de tijd, …) gehanteerd moeten worden. De contactdruk wijzigt immers cyclisch. Helemaal oninterpreteerbaar wordt het indien statische en dynamische systemen met elkaar vergeleken worden op basis van drukmetingen. Hoe drukreducerende matrassen zich verhouden t.o.v. dynamische systemen is onduidelijk en vergt bijkomend onderzoek .

In een meta-analyse van 14 klinische studies (randomised controlled trials) i.v.m. statische matrassen, die gepubliceerd werden tussen 1964 en 1998, geven Cullum e.a. aan dat, ondanks methodologische problemen van de meeste onderzoeken,toch geconcludeerd kan worden dat foammatrassen de druk beter reduceren dan de klassieke ziekenhuismatrassen. De geanalyseerde onderzoeken laten niet toe een beste koop aan te bevelen

Uit een recent gerandomiseerd klinisch experiment bij 838 geriatrische patiënten bleek dat het aantal decubitusletsels (blaarvorming, oppervlakkige en diepe decubitus) het sterkst kon worden verminderd door wisselligging om de vier uur te combineren met het gebruik van een visco-elastische matras. Het gebruik van een drukreducerende visco-elastische matras met wisselhouding om de 6 uur volstond niet om de decubitusincidentie te doen dalen

Watermatras/waterbed

De watermatras heeft een duidelijk drukreducerend effect (1) vinden geen verschil in druk tussen een water- en een luchtmatras. Wells et al. meten bij paraplegiepatiënten een lagere druk dan op een foammatras. Hun meting beperkt zich echter tot 4 meetpunten.

Groen e.a. vonden bij 60 patiënten met decubitusletsels (graad 3 en 4) en liggend op een foammatras dat deze letsels na 4 weken bij 27 patiënten (48.3%) genezen waren. Dit was het geval bij 29 van 60 patiënten liggend op een watermatras. Dit verschil was statistisch niet significant.

Een belangrijk nadeel van watermatrassen/bedden is dat spontane houdingsveranderingen van de patiënt bemoeilijkt worden. Het kost veel meer inspanning om van houding te veranderen of veranderd te worden. Hierdoor verlengt de duur van immobilisatie en neemt het risico op decubitus toe. Het is bovendien bijzonder moeilijk om iemand correct te positioneren in een zijligging 30° . Andere gekende nadelen van de watermatras zijn het gewicht van de matras en de afkoeling die veroorzaakt wordt .

Holle-vezelmatrassen

Er wordt geen significant verschil in druk aangetoond bij holle-vezelmatrassen in vergelijking met een standaard ziekenhuismatras . In vergelijking met dynamische systemen worden minder decubitusletsels geregistreerd bij de dynamische systemen dan bij de holle-vezelmatrassen .  

Hoezen

De hoes van een matras kan het drukreducerend vermogen van een matras beperken door een gebrek aan elasticiteit. Hoe hoger de membraanstijfheid is, hoe meer kans er is dat een hangmateffect (‘hammock-effect’) ontstaat. Zo’n hangmateffect ontstaat bij een strak gespannen ondersteuningsvlak. Het spreidingseffect vermindert dan met zowel een verhoogde schuifkracht als een verhoogde druk tot gevolg. Hoe lager de coëfficiënt van frictie, hoe lager de schuifkracht is

De hoes zal ook bepalend zijn voor de mate van waterdampdoorlaatbaarheid en warmte-afvoer (van belang voor de verhitting van de huid en het comfortgevoel) .

Operatietafelmatrassen

Om de druk te reduceren werden verschillende types van operatietafelmatrassen ontwikkeld . De kenmerken van een ideale operatietafelmatras zijn volgens Hoshowsky en Schramm stabiliteit, stevigheid, drukvermindering en egale drukverdeling zonder dat ‘bottoming-out’ optreedt.

In de studie van Gendron werden 89 patiënten op een gelmatras gelegd en 34% ontwikkelden decubitus graad I en 3.3% decubitus graad 2. De afwezigheid van een controlegroep laat niet toe besluiten te trekken over de relatieve effectiviteit van de gelmatras in het voorkomen van decubitus. Nixon e.a. vonden dat de kans om decubitus te ontwikkelen tot de helft werd gereduceerd, wanneer een gelmatras (22/205) in plaats van de standaard matras (43/211) werd gebruikt.

In een drukmeting bij 36 proefpersonen liggend en zittend in verschillende operatiehoudingen bleken gelmatras en gewone foammatras een onvoldoende drukreducerende werking te hebben en dit in tegenstelling tot de visco-elastische foammatrassen. Enkel in zijligging hadden deze visco-elastische foammatrassen een te beperkte drukreductie (dubbel zo hoge druk als in rugligging) Ook in een peroperatoire drukmeting bij patiënten bleken gelmatrassen de druk onvoldoende de reduceren .

Hawkins onderzocht de decubitusincidentie bij 361 cardiovasculaire patiënten liggend op een standaard operatietafelmatras, een luchtmatras of een foammatras. Ze vond een lagere decubitusincidentie bij patiënten op een foammatras (<1%) en een luchtmatras (0%) in vergelijking met patiënten op een standaard matras (6.5%).

Hieldecubitus is een frequent voorkomend probleem . Drukopheffing ter hoogte van de hielen kan dit voorkomen (zie Hielbeschermers/Zwevende hielen).

Dynamische systemen

‘Low-air-loss’ systemen

Ferrell et al. rapporteerden een versnelde heling van decubitusletsels bij patiënten die verzorgd werden op een low-air-loss systeem in vergelijking met patiënten verzorgd op een foammatras.

Inman et al. vonden een lagere deubitusincidentie bij intensieve-zorgenpatiënten liggend op een low-air-loss systeem in vergelijking met patiënten liggend op een standaard intensieve-zorgenbed.

Warner vond geen verschil in wondheling tussen patiënten liggend op een low-air-loss systeem en patiënten liggend op een foammatras met slappe, ruimzittende hoes. Het aantal patiënten in deze studies is echter dermate klein (20 patiënten) dat een eventueel bestaand verschil waarschijnlijk niet onderkend zou zijn.

‘Air-fluidised’ bedden

Allman et al. constateerden decubitusletsels sneller heelden bij patiënten liggend op een air-fluidised bed dan bij patiënten die om de 2 uur wisselligging kregen op een alternerende matras. Ook Munro et al. meldden een versnelde genezing bij patiënten op een air-fluidised bed.

Strauss et al. vonden geen significant verschil qua genezingssnelheid van decubitusletsels bij patiënten die verzorgd werden op een air-fluidised bed in vergelijking met patiënten die een conventionele wondtherapie ontvingen. Economides et al.vonden geen verschil qua druk en qua wondheling na een plastische chirurgische ingreep (myocutane flap bij decubitusletsel) bij patiënten liggend op een air-fluidised bed in vergelijking met patiënten liggend op een luchtmatras. Het aantal patiënten in deze laatste studies is echter dermate klein (12 patiënten) dat een eventueel bestaand verschil waarschijnlijk niet onderkend zou zijn.

In een onderzoek van Wille et al. werd bij intensieve zorgenpatiënten een decubitusincidentie van 12% gevonden indien een air-fluidised bed werd ingeschakeld en 21% indien een blokkenmatras uit foam werd gebruikt. Dit verschil was niet significant door het relatief beperkt aantal patiënten dat deelnam aan deze studie.

4. Aanbevelingen  

Matrassen kunnen slechts een drukreducerende werking hebben als ze het contactoppervlak vergroten.

Matrassen waarbij het contactoppervlak verkleind wordt door er bijvoorbeeld blokken uit te halen waardoor de patiënt slechts op een kleiner contactoppervlak steunt, verhogen de druk en horen dus niet thuis in de preventie van decubitus.  

Statische drukreducerende matrassen zijn zinvol in de preventie van decubitus, maar moeten gecombineerd worden met wisselhouding.

Statische drukreducerende matrassen worden best als aanvullend hulpmiddel gehanteerd in het kader van decubituspreventie. Verschillende statische systemen hebben een drukreducerend effect. De drukreductie die visco-elastische foammatrassen bewerkstelligen is reëel, maar onvoldoende groot om als enig preventief middel bij risicopatiënten te fungeren (67). Wisselhouding blijft noodzakelijk, zij het minder frequent (zie wisselhouding).

Zowel het aantal lagen tussen patiënt en drukverlagende matras/kussen, als het aanspannen van de lagen vermindert het drukreducerend effect van de matras/kussen.

Belangrijk is het aantal lagen tussen patiënt en drukreducerend systeem zo gering mogelijk te houden. Meerdere lagen plaatsen tussen patiënt en matras doet de drukherverdelende werking van een matras teniet. De patiënt kan onvoldoende ‘zakken’ in de matras. Het steunoppervlak wordt niet maximaal vergroot en de druk wordt dus niet zo laag mogelijk. Een extra bedzeil, molton, steeklaken of schapenvacht worden dus best niet gebruikt.

Stevig ingestopte lakens (klassieke ziekenhuishoeken) verhinderen dat de patiënt maximaal ondersteund wordt door een zachtere, drukreducerende matras. Hierdoor wordt het steunoppervlak niet maximaal vergroot en vermindert dus het drukreducerende vermogen van de matras. Een (elastisch) hoeslaken kan dit voorkomen.

Er is nog onvoldoende onderzoek voorhanden om een beste koop van drukreducerende foammatras te kunnen aanwijzen.

Matrassen verschillen qua samenstelling en preventieve waarde .

Sommige visco-elastische matrassen blijken de druk 20 tot 30% te reduceren in vergelijking met niet-drukreducerende matrassen. Andere visco-elastische matrassen slagen hier in mindere mate in  Er is echter nog onvoldoende onderzoek beschikbaar om een beste koop te kunnen aanduiden.

Naast de drukreducerende eigenschappen, zijn er ook nog een aantal bijkomende aandachtspunten waarmee rekening moet gehouden worden bij de aanschaf van drukreducerende matrassen (en van de hoezen):  

  • Statische drukverlagende matrassen zijn pas effectief indien ze zorgen voor een grote spreiding van het drukoppervlak (hoe groter de spreiding, hoe lager de druk op het weefsel). Niet alleen de matras, maar ook de hoes speelt hierin een rol

  • Statische drukverlagende matrassen moeten schuifkrachten vermijden. In principe moet de statische matras zich mee verplaatsen met het lichaam van de patiënt als deze zich in lighouding verplaatst Ook de hoes speelt hierin een rol.

  • Statische drukverlagende matrassen moeten comfortabel zijn voor de patiënt en voor de zorgverlener . Oplegmatrassen verhogen het bed, waardoor een patiënt minder gemakkelijk en minder veilig zelfstandig in en uit bed kan. Het gewicht van oplegmatrassen (bijv. watermatras) kan een extra rugbelasting betekenen bij transport.

  • Een ‘bottoming-out’ effect, waarbij de patiënt niet langer ondersteund wordt door de matras, maar steunt op het onderliggende oppervlak, mag niet optreden; ook niet bij obese patiënten. Indien bij handcheck (zie figuur 1) het lichaamsoppervlak van de patiënt gevoeld kan worden, komt de effectiviteit van het gebruikte materiaal in het gedrang .  

 

Figuur 1: Handcheck (naar Maklebust

Andere kenmerken die van belang zijn bij de beslissing tot aankoop van statische matrassen zijn: verhouding prijs – kwaliteit, duurzaamheid, brandbestendigheid, gewicht (vooral voor oplegmatrassen), hygiëne en onderhoud.

De relatief lage prijs en relatief lange levensduur van drukreducerende matrassen enerzijds en het comfort voor de patiënt anderzijds kunnen het interessant maken om dergelijke matrassen standaard te voorzien voor alle patiënten in een instelling. Dit zou niet alleen het comfort van de patiënt verhogen, maar zou ook het het decubitusrisico verminderen bij de patiënt die nog beschikt over enige mobiliteit en zelf nog in staat is om zich op te heffen of om zich in bed te verplaatsen, zij het in mindere mate of na aanwijzingen van de verpleegkundige (13) .  

Visco-elastische foammatrassen zijn zinvol in de preventie van decubitus in de operatiezaal, maar hebben niet in elke houding een voldoende drukreducerend effect.

Visco-elastische matrassen slagen erin om het drukoppervlak te vergroten en zo de druk te verminderen. Dit is echter niet het geval in zijligging. Of in zijligging een statische matras het contactoppervlak voldoende kan vergroten, blijft een vraag.  

Watermatrassen kunnen niet worden aanbevolen in het kader van decubituspreventie.

De druk op watermatrassen is weliswaar lager dan op een klassieke ziekenhuismatras, maar door de immobilisatie die de watermatras in de hand, werkt wordt de duur van de druk verhoogd. Het niet correct kunnen positioneren in zijligging heeft zowel een grotere druk als vermindering van het comfort tot gevolg. Ook de temperatuurschommelingen en het sterk fluctuerend karakter van de watermatras beïnvloeden het comfort van de patiënt. Voor de zorgverlener is de watermatras zwaar en een behoorlijk onhandig hanteerbaar materiaal.

Holle-vezelmatrassen kunnen niet worden aanbevolen in het kader van decubituspreventie.

Holle-vezelmatrassen hebben een onvoldoende drukreducerend vermogen.  

Risicopatiënten die geen wisselhouding kunnen krijgen, moeten op een alternerend systeem of op een dynamisch drukherverdelend systeem (‘air-fluidised’ bedden, ‘low-air-loss’ systemen) worden verzorgd.

Indien de patiënten geen wisselhouding (al of niet in combinatie met drukreducerende statische matrassen) kunnen krijgen, vormen de alternerende matrassen en de dynamische drukherverdelende matrassen een zinvol en effectief alternatief (70).

Operatietafelmatrassen bestaande uit gel kunnen niet worden aanbevolen in het kader van decubituspreventie.

Gelmatrassen slagen er niet in voldoende mate in om het drukoppervlak te vergroten en zo de druk te verminderen.


Verwijzingen

(1) Sideranko S, Quinn A, Burns K, Froman RD. Effects of position and mattress overlay on sacral and heel pressures in a clinical population. Res Nurs Health 1992; 15:245-251.
(2) Haalboom JR, Bakker H. Herziening consensus preventie en behandeling decubitus. Ned Tijdschr Geneeskd 1992; 136:1306-1308.
(3) Thompson Bishop JY, Mottola CM. Tissue interface pressure and estimated subcutaneous pressures of 11 different pressure-reducing support surfaces. Decubitus 1992; 5:42-6, 48.
(4) Neander KD, Birkenfeld R. The influence of various support systems for decubitus ulcer prevention on contact pressure and percutaneous oxygen pressure. Intensive Care Nurs 1991; 7:120-127.
(5) Jester J, Weaver V. A report of clinical investigation of various tissue support surfaces used for the prevention, early intervention and management of pressure ulcers. Ostomy Wound Manage 1990; 26:39-45.
(6) Jeneid P. Static and dynamic support systems-pressure differences on the body. In: Kenedi RM, Cowden JM, Scales JT, editors. Bedsore biomechanics. London: Mac millan, 1976: 287-299.
(7) Sloan DF, Brown RD, Larson DL. Evaluation of a simplified water mattress in the prevention and treatment of pressure sores. Plast Reconstr Surg 1977; 60(4):596-601.
(8) Wells P, Geden E. Paraplegic body support on convoluted foam, waterbed and standard matresses. Res Nurs Health 1984; 7:127-133.
(9) Mayrovitz HN, Regan MB, Larson PB. Effects of rythmically alternating and static support surfaces on skin microvascular perfusion. Wounds 1993; 5(1):47-55.
(10) Truwant L. De impact van tijd en druk op de drukreducerende capaciteit van een schuimrubber matras t.h.v. van het sacrum. Niet-gepubliceerde Eindverhandeling K.U.Leuven, 1996.
(11) Defloor T. Het effect van de houding en de matras op het ontstaan van drukletsels. Verpleegkunde 1997; 12(3):140-149.
(12) De Keyser G. Vergelijkende studie naar de drukverdeling van 19 drukverminderende materialen. Leuven: Universitaire Ziekenhuizen, 1992.
(13) Kemp MG, Kopanke D, Tordecilla L, Fogg L, Shott S, Matthiesen V et al. The role of support surfaces and patient attributes in preventing pressure ulcers in elderly patients. Res Nurs Health 1993; 16:89-96.
(14) Conine TA, Daechsel D, Lau MS. The role of alternating air and Silicore overlays in preventing decubitus ulcers. Int J Rehabil Res 1990; 13:57-65.
(15) Daechsel D, Conine TA. Special mattresses: effectiveness in preventing decubitus ulcers in chronic neurologic patients. Arch Phys Med Rehabil 1985; 66(4):246-248.
(16) Hofman A, Geelkerken RH, Wille J, Hamming JJ, Hermans J, Breslau PJ. Pressure sores and pressure-decreasing mattresses: controlled clinical trial. Lancet 1994; 343:568-571.
(17) Bell JC, Matthews SD. Results of a clinical investigation of four pressure-reduction replacement mattresses. J ET Nurs 1993; 20:204-210.
(18) Ooka M, Kemp MG, McMyn R, Shott S. Evaluation of three types of support surfaces for preventing pressure ulcers in patients in a surgical intensive care unit. Journal of WOCN 1995; 22(6):271-279.
(19) Gebhardt KS, Bliss MR, Thomas J. Pressure-relieving supports in an ICU. Journal of Wound Care 1996; 5(3):116-121.
(20) Bergstrom N, Bennett MA, Carlson CE, et al. Treatment of pressure ulcers. Clinical Practice Guideline, No. 15. Rockville, MD: Departement of Health and Human Services. Public Health Service, Agency for Health Care Policy and Research. AHCPR Publication No. 95-0652;  1994.
(21) Colwell JC. Selecting supporting surfaces. In: Krasner D, Kane D, editors. Chronic wound care. Wayne: Health Mangement Publications, 1997: 276-283.
(22) Stewart TP. Support systems. In: Parish LC, Witkowski JA, Crissey JT, editors. The decubitus ulcer in clinical practice. Berlin: Springer, 1997: 145-168.
(23) Maklebust J. An update on horizontal patient support surfaces. Ostomy Wound Manage 1999; 45(1A (Suppl)):71S-77S.
(24) Scott SM, Mayhew PA, Harris EA. Pressure ulcer development in the operating room. Nursing implications. AORN J 1992; 56:242-250.
(25) Hoshowsky VM, Schramm CA. Intraoperative pressure sore prevention: an analysis of bedding materials. Res Nurs Health 1994; 17(5):333-339.
(26) Blaylock B. Measuring tissue interface pressures of two support surfaces used in the operating room. Ostomy Wound Manage 1994; 40:42-48.
(27) Defloor T. Drukreductie en wisselhouding in de preventie van decubitus. Universiteit Gent, 2000.
(28) Krouskop TA, Garber SL, Noble P. Pressure management and the recumbent person. In: Bader DL, editor. Pressure sores. Clinical practice and scientific approach. London: MacMillan, 1990: 235-248.
(29) Burman PM. Using pressure measurements to evaluate different technologies. Decubitus 1993; 6:38-42.
(30) Guttmann L. The prevention and treatment of pressure sores. In: Kenedi RM, Cowden JM, Scales JT, editors. Bedsore Biomechanics. Baltimore: University Park Press, 1976: 153-159.
(31) McLeod AG. Principles of alternating pressure surfaces. Adv Wound Care 1997; 10(7):30-36.
(32) Brienza DM, Geyer MJ. Understanding support surface technologies. Adv Skin Wound Care 2000; 13(5):237-244.
(33) Collier ME. Pressure-reducing mattresses. Journal of Wound Care 1996; 5(5):207-211.
(34) Willems P. Het drukreducerend effect van schuimrubber matrassen. Niet-gepubliceerde Eindverhandeling K.U.Leuven, 1995.
(35) Bergstrom N. Review: specially designed products to prevent or heal pressure sores are more effective than standard mattresses... commentary on Cullum N, Deeks J, Sheldon TA et al. Beds, mattresses and cushions for pressure sore prevention and treatment. (Cochrane Review, latest version 2000). In: Cochrane Library. Oxford: Update Software]. Evidence Based Nursing 2000; 3:54.
(36) Gray DG, Smith M. Comparison of a new foam mattress with the standard hospital mattress. J Wound Care 2000; 9(1):29-31.
(37) Hampton S. Efficacy and cost-effectiveness of the Thermo contour mattress. Br J Nurs 1999; 8(15):990-996.
(38) Defloor T. The effect of position and mattress on interface pressure. Appl Nurs Res 2000; 13(1):2-11.
(39) Fontaine R. Investigating the efficacy of a nonpowered pressure-reducing therapeutic mattress: a retrospective multi-site study. Ostomy Wound Manage 2000; 46(9):34-43.
(40) Crow RA, Clark M. Current Management for the prevention of pressure sores. In: Bader DL, editor. Pressure sores. Clinical practice and scientific approach. London: MacMillan, 1990: 43-52.
(41) Rithalia S, Gonsalkorale M. Comparison of four alternating pressure air mattresses using a time based pressure treshold technique and continuous measurements of transcutaneous gases.  19. 1997. Oxford, The first European Pressure Ulcer Advisory Panel Open Meeting.
(42) Cullum N, Deeks J, Fletcher A, Long A, Mouneimne H, Sheldon T et al. The prevention and treatment of pressure sores: How effective are pressure-relieving interventions and risk assessment for the prevention and treatment of pressure sores? Effective Health Care 1995; 2(1):1-16.
(43) Cullum N, Deeks J, Sheldon TA, Fletcher AW. Beds, mattresses and cushions for pressure sore prevention and treatment. The Cochrane Library 2000;(4):Oxford: Update Software.
(44) Groen HW, Groenier KH, Schuling J. Comparative study of a foam mattress and a water mattress. J Wound Care 1999; 8(7):333-335.
(45) Roegies S. Onderzoek naar het drukreducerend effect van verschillende types visco-elastische oplegmatrassen. Verpleegwetenschap Universiteit Gent, 2001.
(46) Chow W, Juvinall R, Cockrell J. Effects and characteristics of cushion covering membranes. In: Kenedi RM, Cowden JM, Scales JT, editors. Bedsore biomechanics. London: MacMillan, 1976: 96-99.
(47) Jay R. Pressure and shear : their effects on support surface choice. Ostomy Wound Manage 1995; 41(8):36-44.
(48) Nelson EA. Reporting pressure sores [editorial; comment]. Prof Nurse 1997; 12(9):617.
(49) Moore E, Rithalia S, Gonsalkorale M. Assessment of the charnwood operating table and hospital trolley mattresses. Journal of Tissue Viability 1992; 2(2):71-72.
(50) Moore E, Green K, Rithalia S. A survey of operating table pads and patient trolley mattresses. Journal of Tissue Viability 1992; 2(2):67.
(51) Gendron F. "Burns" occurring during lengthy surgical procedures. Journal of Clinical Engineering 1980; 5(1):19-26.
(52) Nixon J, McElvenny D, Mason S, Brown J, Bond S. A sequential randomised controlled trial comparing a dry visco-elastic polymer pad and standard operating table mattress in the prevention of post-operative pressure sores. Int J Nurs Stud 1998; 35(4):193-203.
(53) Defloor T, De Schuijmer J. An evaluation of four operating table mattresses used for preventing pressure ulcers. EPUAP review 1999; 1(2):42.
(54) De Keyser G. A study of the effect of pressure during surgery with a view to the prevention of pressure sores. Utrecht: Hogeschool Utrecht, 2000.
(55) Hawkins JE. The effectiveness of pressure-reducing table pads as an intervention to reduce the risk of intraoperatively acquired pressure sores. Mil Med 1997; 162(11):759-761.
(56) Smet IG, Vercauteren MP, De Jongh RF, Vundelinckx GJ, Heylen RJ. Pressure sores as a complication of patient-controlled epidural analgesia after cesarean delivery. Case report. Reg Anesth 1996; 21(4):338-341.
(57) Maklebust JA, Mondoux L, Sieggreen M. Pressure relief characteristics of various support surfaces used in prevention and treatment of pressure ulcers. J Enterostomal Ther 1986; 13:85-89.
(58) Gunningberg L, Lindholm C, Carlsson M, Sjoden PO. Reduced incidence of pressure ulcers in patients with hip fractures: a 2-year follow-up of quality indicators. Int J Qual Health Care 2001; 13(5):399-407.
(59) Ferrell BA, Osterweil D, Christenson P. A randomized trial of low-air-loss beds for treatment of pressure ulcers [published erratum appears in JAMA 1993 Jun 2;269(21):2739] [see comments]. JAMA 1993; 269(4):494-497.
(60) Inman KJ, Sibbald WJ, Rutledge FS, Clark BJ. Clinical utility and cost-effectiveness of an air suspension bed in the prevention of pressure ulcers [see comments]. JAMA 1993; 269(9):1139-1143.
(61) Warner DJ. A clinical comparison of two pressure-reducing surfaces in the management of pressure ulcers. Decubitus 1992; 5(3):52-60, 62.
(62) Allman RM, Walker JM, Hart MK, Laprade CA, Noel LB, Smith CR. Air-fluidized beds or conventional therapy for pressure sores. A randomized trial. Ann Intern Med 1987; 107:641-648.
(63) Munro BH, Brown L, Heitman BB. Pressure ulcers: one bed or another? Geriatr Nurs 1989; 10:190-192.
(64) Strauss MJ, Gong J, Gary BD, Kalsbeek WD, Spear S. The cost of home air-fluidized therapy for pressure sores. A randomized controlled trial. J Fam Pract 1991; 33:52-59.
(65) Economides NG, Skoutakis VA, Carter CA, Smith VH. Evaluation of the effectiveness of two support surfaces following myocutaneous flap surgery. Adv Wound Care 1995; 8(1):49-53.
(66) Wille J. Prevention of pressure sores in surgical patients with emphasis on intensive care. Utrecht: Universiteit Utrecht, 1998.
(67) Gunningberg L, Lindholm C, Carlsson M, Sjoden PO. Effect of visco-elastic foam mattresses on the development of pressure ulcers in patients with hip fractures. J Wound Care 2000; 9(10):455-460.
(68) Maklebust J, Sieggreen M. Pressure ulcers. Guidelines for prevention and nursing management. 2 ed. West Dundee,IL: S-N Publications, 1996.
(69) Bain DS, Ferguson-Pell MW, Davies P. An instrument for in-service testing of mattresses. J Tissue Viability 2001; 11(4):161-165.
(70) Phillips L. Cost-effective strategy for managing pressure ulcers in critical care: a prospective, non-randomised, cohort study. J Tissue Viability 2000; 10(3 su):2-6.

<Start> <Overzicht> <Omschrijving> <Principe> <Literatuur> <Aanbevelingen> <Verwijzingen>

 

 
Defloor T., Herremans A., Grypdonck M. et al. Herziening Belgische richtlijnen voor Decubituspreventie. Brussel: Federaal Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, 2004.